Maandelijks archief: september 2011

De jaarlijkse beleidsdiscussie op Het Nederlands Film Festival – ‘Vanouds lekker roerig’

Standaard

Het zal de meesten niet zijn ontgaan, Het Nederlands Film Festival is in volle gang. Afgelopen woensdag was de ‘kick off’ in het vertrouwde Utrecht. Naast de vele bijzondere films en prijzen is er een andere ‘traditie’ die ditmaal mijn aandacht trok. Namelijk de jaarlijkse beleidsdiscussie waar alle belangrijke belangenorganisaties, met de steun van aanwezige politici, ministeries, het Filmsectorinstituut in oprichting en de Dutch Media Hub bij aanwezig waren.

Een veel besproken onderwerp dit jaar op tijdens de beleidsdiscussie (maar ook in de wandelgangen), is de toekomst van de Nederlandse film en het belang van internationale samenwerkingsverbanden.

Op dit moment gaat het erg goed met de Nederlandse film. Er zijn een aantal succesvolle producties uitgebracht en ook komend jaar staan er een paar grote publieksfilms gepland. Iets wat goed nieuws is voor het marktaandeel van de Nederlandse film in Europa. Een andere positieve ontwikkeling is de toegenomen internationale samenwerking met andere Europese filmindustrieën.  Maar waarom is deze samenwerking van dergelijk groot belang?

Maarliefst dertig procent van de stijging van het productievolume (alle budgetten waar de films van zijn gemaakt) is tot stand gekomen door internationale samenwerking, oftewel co-productie. Co-productie is een belangrijk middel, om in een tijd waar elke culturele sector vindingrijk moet zijn in het vinden van financiële middelen, een zo groot mogelijk marktaandeel te bereiken en een stevige internationale positie te behouden.

Doreen Bonekamp, directeur van het Nederlandse Filmfonds, stelt terecht dat het isoleren van een landelijke filmindustrie nagenoeg onmogelijk is, tenzij men echt graag klein wilt blijven. Iets wat mij erg onwaarschijnlijk lijkt in een dergelijke competitieve sector als de filmindustrie.

Maar wat valt er voor een filmmaker nou eigenlijk te halen in het buitenland? Ten eerste, GELD! Om producties te maken namelijk zijn investeerders nodig. Nederland heeft simpelweg te weinig geld omhanden om onze filmindustrie zelfstandig boven water te houden. Zoeken van internationale investeerders is dus het voornaamste belang.

Maar hoe kan onze eigen filmsector die internationale banden nou eens goed versterken? Dat kan door een eigen gezonde industrie op poten te zetten.  Met talentvolle Nederlandse professionals, maar ook met goede voorzieningen en faciliteiten voor bijvoorbeeld opnames, moet Nederland aantrekkelijk worden als broedplek voor buitenlandse films.  De Nederlandse filmindustrie zoekt dus  niet alleen redding in buitenlandse investeerders. Maar zij wil ook buitenlandse filmindustrieën naar eigen land halen. Klinkt goed, toch?

Een ander opvallend gespreksonderwerp is het plan om een gezamenlijke digitalisering van de Nederlandse bioscopen te realiseren. Ein-de-lijk zeg! Natuurlijk zijn die enorme filmrollen en dat lichtelijk gekraak voor en na de film charmant. Maar zeg nou zelf, kwaliteit boven alles! Zelfs de PvdA en VVD, beiden vertegenwoordigd bij de beleidsdiscussie, spraken hun verbazing uit over de achterstand van Nederland op het gebied van digitalisering. Ze zegden toe de kwestie in de Tweede Kamer aan de orde te stellen.

Producentenorganisatie NVS en distributeursorganisatie NVF scharen zich ook achter het  plan van de Nederlandse Vereniging van Bioscoopexploitanten (NVB), dat voordelen biedt voor alle spelers in de sector. “Met dit gezamenlijke plan kan een divers filmaanbod in bioscopen worden gegarandeerd en het maakt digitaliseren betaalbaar, ook voor kleine bioscopen en filmtheaters. Bioscoopexploitanten, filmdistributeurs en de rijksoverheid zullen moeten bijdragen aan de financiering van het plan, dat binnen enkele dagen verder wordt uitgewerkt in samenwerking met de Dutch Media Hub.”  Aldus de NVS.

Dat grote bioscoopketens met uitvoering van dit plan, bereid zijn hun kleinere collega’s te steunen, is werkelijk uniek voor ons land. Het is immers vreselijk moeilijk voor ‘kleine’ bioscopen om het hoofd boven water te houden. Hierbij denk ik meteen aan mijn geliefde ‘Cinerama’ in Rotterdam. Een (naar verhouding) kleine bioscoop met mooie rood fluwelen stoelen en ouderwetse ‘ticket booth’ bij de ingang. Een pareltje van een bioscoop, dat al jaren aanhikt tegen een noodgedwongen sluiting vanwege de immense concurrentie van Pathé.

Er lijken mooie dingen te gebeuren in ons kleine filmlandje. Goede producties, nieuwe technologieën en een open en ambitieuze blik naar het buitenland. Dat noem ik nou veerkracht in een tijd van nood!

Recensie ‘Exit Throug The Giftshop’

Standaard

Exit Through the Gift Shop is een opmerkelijke film die op ogenschijnlijk zeer authentieke wijze een blik weet te werpen op street art als subcultuur en kunststroming.  De film bevat bovendien bewegende beelden van straatkunstenaar Banksy, de man waarvan enorm veel mensen weten wat hij doet, maar waarvan niemand weet wie hij is. Dat hij op deze beelden niet herkenbaar in beeld komt, lijkt onbelangrijk. Dit is namelijk de eerste keer dat hij vrijwillig wordt gefilmd.

Het verhaal van hoe de documentaire tot stand is gekomen is wellicht nog opmerkelijker.
Een Fransman genaamd Thierry Guetta. Als immigrant in Los Angeles runt hij zijn eigen kledingzaak. Hier verkoopt hij oude partijen kleding met productiefouten voor veel geld aan modebewuste mensen. Zijn ware passie ligt echter bij het filmen. Gedreven door het gevoel dat ieder moment uniek is, omdat het daarvoor en daarna nooit meer precies hetzelfde beleefd kan worden, begint hij zijn hele leven te documenteren. Als hij via zijn neef, de in opkomst zijnde kunstenaar Space Invader, in aanraking komt met de straatkunst, vindt hij zijn subject. Aangetrokken door de adrenalinekicks en nachtelijke avonturen die de straatkunst met zich meebrengt, weet Thierry steeds verder door te dringen tot de binnenste kringen van deze van gesloten wereld. Uiteindelijk zelf tot de legendarische Banksy zelf. Als later de stroming steeds verder gecommercialiseerd wordt, is het tijd om van de vele geschoten beelden een film te maken die de echte straatkunst laat zien. Exit Through the Gift Shop is het resultaat.Het verhaal van een excentrieke Franse documentairemaker heeft als doel Banksy te vinden en zijn vertrouwen te winnen. Maar de documentaire krijgt een spectaculaire wending als Banksy de camera overneemt en een film maakt over deze Mr Brainwash. Exit Through the Gift Shop laat exclusief materiaal zien van ’s werelds meest beroemde street artists als Banksy, Shephard Fairey, Space Invader en meer van beruchte graffiti artiesten in de vorm van kunst en interviews.

Dit zou best een waargebeurd verhaal kunnen zijn. Toch gaat het gerucht dat het verhaal over de totstandkoming van de documentaire een verzinsel van Banksy is. Zijn werk wordt tegenwoordig namelijk voor veel geld verkocht aan verzamelaars en daar is het hem nu allemaal juist niet om te doen. Misschien is de film dus wel een satirische aanklacht tegen deze gang van zaken. Het beeldmateriaal is namelijk vrij summier en van hoge kwaliteit voor een geïmproviseerde film. Het personage Thierry is daarnaast wellicht net iets te naïef en tegelijkertijd onuitstaanbaar en aandoenlijk. Niemand weet zeker wie of wat hij is. Is hij een briljant kunstenaar met een goed zakelijk instinct? Of is hij, zoals Banksy in de film zegt, “misschien gewoon iemand met geestelijke problemen die toevallig een camera heeft”? Of misschien nog iets heel anders?

Wat de ware rol van Guetta en Banksy ook moge zijn, Exit Through the Gift Shop is een bijzondere documentaire geworden. Door het goede verteltempo blijft de film boeien van begin tot eind. Voor mensen die ook maar een beetje geïnteresseerd zijn in moderne kunst of maatschappijkritiek is deze documentaire zeker aan te raden.

“De Nationale Kunst Loterij”, innovatief hoogstandje of cultureel dieptepunt?

Standaard

Met de bezuinigingen in het vizier komt de kunst sector met een nieuw en verrassend initiatief. ‘De Nationale Kunst Loterij’.

Hoe werkt dit? Men koopt een lot á 10 euro. Met dit lot zijn er prijzen te winnen. Geldprijzen (de hoofdprijs is 100.000 euro), maar ook zogenaamde ‘DNKL Vouchers’. Deze vouchers kunnen ingeruild worden voor kunstwerken die in de prijzencatalogus staan. In die catalogus zullen allerlei uiteenlopende prijzen te vinden zijn, zoals beeldhouwwerken, schilderijen, theaterkaarten e.d. Ook is het mogelijk om de gewonnen ‘DNKL Vouchers’ op te sparen en uiteindelijk in te ruilen voor een groot kunstwerk.
De opbrengst van deze loterij zal ten goede komen aan de kunst. Deels gaat de opbrengst naar kunstenaars die participeren in de kunstloterij en deels naar gerenommeerde kunstinstellingen die kunstenaars in hun werk ondersteunen en begeleiden. De verkoop van de loten is al van start gegaan en kunnen gekocht worden via het internet, maar ook bij verschillende kunstinstellingen.

De initiatiefnemers van ‘DNKL’ Jochem Schuijt en Felix Timmermans hopen vanaf 2014 de kunstsector te kunnen ondersteunen met een bedrag van maarliefst 50 miljoen euro.
“De instellingen schreeuwen om extra middelen. Onze loterij kan dat deels oplossen”, zegt Timmermans. “Het laat ook zien dat de sector vol ideeën zit om de gevolgen van de terugtrekkende overheid zoveel mogelijk te compenseren”, aldus zijn compagnon Schuijt.

Wow, bij een initiatief als dit gaat mijn VTM hart sneller kloppen. ‘Wat origineel’, ‘wat innovatief’, zijn mijn eerste gedachten. Maar is het gebruik van loterijen als fondsenwerving in de kunst en cultuursector nou echt iets nieuws? Echt niet dus! Kijk maar naar een land als Engeland. Daar is de’ Lottery’ gigantisch als het gaat om kunstfinanciering. In de eerste negen jaar van zijn bestaan, heeft de Nationale Loterij in het Verenigd Koninkrijk, op een totaal bedrag van ongeveer 21 miljard euro voor ‘goede doelen’, bijna € 6,5 miljard overgemaakt aan de kunst en cultuursector. Hiervan was meer dan € 3 miljard  bestemd voor kunst en cultuurprojecten en € 3,4 miljard voor erfgoed initiatieven. Vrijwel alle nieuwe kunst en cultuurgebouwen in het Verenigd Koninkrijk hebben in de laatste tien jaar geld van de Lottery ontvangen. Het is maar de vraag of deze projecten zonder die steun van de grond zouden zijn gekomen. Indrukwekkend, niet?

Na dit bescheiden feitje, klinkt het initiatief mij nog beter in de oren. Maar toch krijgt de DNKL niet alleen maar positieve reacties. De PvdA noemt de loterij een ‘goedkoop plan’. Zij hechten zich nog steeds aan de overtuiging dat cultuur van vitaal belang is voor het goed functioneren van een samenleving en dat dit gewoon door de belastingbetaler betaald moet worden. Een loterij past daar natuurlijk niet bij. Het is goedkoop en absoluut niet chic. Geachte PvDA, natúúrlijk is cultuur van vitaal belang, en natúúrlijk kan de burger hier wat aan bijdragen. Maar misschien wordt het tijd voor een ‘reality check’?

Een andere zorg is de eventuele daling in de verkoop van loten, wat ongetwijfeld invloed zal hebben op het aantal euro’s dat aan kunst en cultuur instellingen toegewezen kan worden. Het kan hierdoor worden gezien als een onstabiele factor, waar instellingen aan ten onder kunnen gaan als ze te afhankelijk worden van deze gelden.

Verder kijkend naar de reacties op verschillende nieuwsberichten met betrekking op dit onderwerp, klinken er geluiden als “Oh, lieve hemel, de Nederlandse cultuur inzet maken van een loterij?” en “Onze cultuurminnende elite heeft een broertje dood aan zelf betalen”.
Ook het feit dat het logo van De Kunstloterij in de VVD kleuren zou zijn, kan niet op veel steun rekenen.

Jeetje mensen, eindelijk eens een particulier initiatief en dan is het volgens sommigen alweer niet goed. Naar mijn idee is De Kunstloterij een origineel idee om de kunstsector te ondersteunen in tijden waarin de overheid driftig aan het bezuinigen is. Bovendien kan een ieder die de kunst een warm hart toedraagt loten kopen. Niemand wordt hiertoe gedwongen en dus is de bijdrage geheel vrijwillig. Bij velen zal dit ongetwijfeld beter vallen dan subsidies in de vorm van belastinggeld. Want voor het overgrote deel leeft nog altijd het gevoel van gesubsidieerde werkloosheid van lui die zich levenslang en uitzichtloos al boetserend, punnikend, macrameeënd en kwastend in de watten laat leggen.

Het oprichten van een kunstloterij moet vooral gezien worden als een win-win situatie.  Het ‘lege zaaltjes probleem’ wordt aangepakt door het grote aantal entreekaarten dat verloot wordt en de bedragen komen de cultuursector te goede. Bovendien is iedereen zo ‘vrij als een vogeltje’ in zijn keuze om hierin te participeren. Iets wat zowel de linkse hobby, als de rechtse rakkers als muziek in de oren zal klinken.

‘Bezuinigingen in de kunst en cultuursector’ – Ondergang, of nieuwe mogelijkheden?

Standaard

Iedereen moet bezuinigen, de kunst en cultuur sector dus ook. Dit is iets waar de meeste instellingen zich bij neerleggen en in bepaalde mate accepteren. Van hen wordt verwacht dat zij zich in een moordend tempo reorganiseren en hun maatschappelijke visie (gedeeltelijk) verruilen voor een commerciële insteek. Het onderzoek ‘Het belang van cultuur’ uitgevoerd door het NRC Handelsblad, geeft in een notendop de publieke opinie over het huidige overheidsbeleid weer.

Ruim 60 procent van de ondervraagden geeft aan het eens te zijn met de doorgevoerde bezuinigingen in de kunst en cultuursector. Een percentage waar ik niet van op keek. Wat mij echter wel verbaasde is de publieke opinie over de functie van kunst en cultuur. In eerste instantie wordt deze namelijk beschouwd als ‘vermaak’. Slechts een enkeling beschouwd kunst en cultuur als een vorm van educatie. Maar wie verder kijkt, beseft de waarde van cultuureducatie.  Voor zowel kind als volwassene.

In veel gevallen wordt de invloed van cultuur onderschat. Bijvoorbeeld de invloed van kunstbeoefening op de ontwikkeling van een kind. Uit menig onderzoek blijkt dat kinderen, die regelmatig blootgesteld worden aan culturele activiteiten, op een efficiëntere manier gebruikmaken van hun hersencapaciteit. Wetenschapsjournalist Mark Mieras stelt het volgende; “Blootstelling aan kunst en cultuur stimuleert hersenactiviteit en denkvermogen en daarmee de cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen. Verder het zorgt het voor een open blik op de wereld, meer wederzijds begrip en ontspanning in ons jachtige bestaan. Kunst is spel, en spel is de motor voor de ontwikkeling van hersenen. Wie speelt, houdt zijn hersenen lenig. Wie speelt, blijft jong van geest.”

Behalve kinderen hebben meer partijen belang bij een florerende kunst en cultuursector. Plaatselijke overheden bijvoorbeeld. Ook zij lijken te vergeten hoe waardevol cultuur kan zijn. Een rijkelijk cultureel aanbod draagt bij aan het woon en leefklimaat van een gemeente. De  Amerikaanse socioloog Richard Florida stelt dat men zich eerder zal vestigen op een plek die voldoet aan deze eisen. Bovendien zal deze gemeente aantrekkelijker bevonden worden door de zogeheten ‘creatieve klasse’. Onder deze klasse bevinden zich mensen die zich bezig houden met innovatieve arbeid zoals ontwerpers, wetenschappers en andere kenniswerkers.
Ook zien deze plaatselijke overheden een andere gunstige bijkomstigheid van een levendig cultureel aanbod over het hoofd. Namelijk de bezoekers die deze aantrekt. Behalve de toegangskaarten maken zij gebruik van het openbaar vervoer, de omringende horecagelegenheden en winkels. Consumptie die de stad alleen maar ten goede zal komen.

Maar oke, die bezuinigingen gaan er komen. We zullen moeten roeien met de riemen die we hebben.

De vraag is, hoe kun je van een instelling met veelal vastgeroeste beleidsvormen verwachten dat zij rigoureus het roer omgooien en veranderen in commercieel vaardige bedrijven? Moet hier niet wat tegenover staan? Een tegemoetkoming van de overheid om instellingen in crisis toch een kans te geven om zich aan te passen aan deze drastische veranderingen.

De overheid zou bijvoorbeeld een extra incidentele subsidie kunnen verstrekken voor instellingen die tijdelijk zakelijke begeleiding nodig hebben. Iemand die ze kan helpen met het besef van management en ondernemerschap. Begeleiding bij de eventuele reorganisatie die misschien wel nodig blijkt. Of hen adviseren over andere manieren van fondsenwerving en subsidies die wel beschikbaar blijven voor culturele doeleinden. Zou dit een reële optie zijn?

Ook hoop ik dat de overheid zich buigt over de verdeling van subsidieverstrekking. Volgens het kabinet weegt het publieksbereik namelijk zwaarder dan de culturele waarde van een instelling of artiest. Met andere woorden, beter bezochte instellingen hebben recht op meer geld. Hogere bezoekersaantallen betekent in de meeste gevallen echter ook hogere inkomsten.  Deze instellingen zouden dus eigenlijk zelf-redzamer moeten zijn dan instellingen die minder bezoekers opleveren. Hierbij vallen de startende ondernemingen al helemaal buiten de boot. Met oneerlijke maten meten, noem ik dit beleid.

Maar wat is eigenlijk de rol van de consument? Zouden zij redding kunnen bieden? Betalen van extra belasting is een optie.Volgens het NRC is hier echter maar 10 procent van de ondervraagden toe bereid. 30 procent van de ondervraagden is bereid meer geld neer te leggen voor toegangskaartjes voor bijvoorbeeld musea, theater- en muziekvoorstellingen. Tevens is 30 procent bereid om culturele instellingen of artiesten te steunen met giften en donaties. Deze percentages vallen me nog lichtelijk tegen.
Het betekent namelijk dat 70 procent van de ondervraagden niet bereid is om extra kosten te dragen voor cultuurbezoekjes. Ik vraag me af of deze aantallen hetzelfde zou zijn als men zich echt bewust zouden zijn van de waarde van deze sector.

Misschien kan de media helpen met het redden van de culturele sector? Zij kunnen de consument meer bewust maken van het culturele aanbod van Nederland en haar steden. Het kan de bezoekersaantallen vergroten en meer betrokkenheid te creëren. Het NRC Handelsblad geeft hierbij het goede voorbeeld door een zwaarder accent te leggen op cultuur. Zij doet dit door de krant te voorzien van extra en verbeterde bijlagen waarbij de nadruk ligt op film, muziek, evenementen etc. Een initiatief dat andere mediakanalen (hopelijk) voort zullen zetten.

Dat een groot deel van de kunst en cultuurinstellingen het niet zal redden is eeuwig zonde. Het is helaas wel een feit waar wij ons bij neer moeten leggen. Voor de nieuwe generatie culturele managers liggen er echter nieuwe mogelijkheden. Zij zijn immers opgeleid met de bezuinigingen in het vizier en hebben geleerd om inventief na te denken over sponsor en fondsenwerving. De combinatie van commercieel inzicht en affiniteit met de sector maakt deze manager tot een potentiële ‘lifesaver’. Wie weet, is de redding in zicht!

Standaard

Welkom op mijn blog over (voornamelijk) kunstig en cultureel Rotterdam!

Via deze weg ga ik jullie bestoken met mijn ervaringen, visies, hersenpinsels en ideeën op het gebied van kunst en cultuurmanagement.Veel leesplezier!