Het zal de meesten niet zijn ontgaan, Het Nederlands Film Festival is in volle gang. Afgelopen woensdag was de ‘kick off’ in het vertrouwde Utrecht. Naast de vele bijzondere films en prijzen is er een andere ‘traditie’ die ditmaal mijn aandacht trok. Namelijk de jaarlijkse beleidsdiscussie waar alle belangrijke belangenorganisaties, met de steun van aanwezige politici, ministeries, het Filmsectorinstituut in oprichting en de Dutch Media Hub bij aanwezig waren.
Een veel besproken onderwerp dit jaar op tijdens de beleidsdiscussie (maar ook in de wandelgangen), is de toekomst van de Nederlandse film en het belang van internationale samenwerkingsverbanden.
Op dit moment gaat het erg goed met de Nederlandse film. Er zijn een aantal succesvolle producties uitgebracht en ook komend jaar staan er een paar grote publieksfilms gepland. Iets wat goed nieuws is voor het marktaandeel van de Nederlandse film in Europa. Een andere positieve ontwikkeling is de toegenomen internationale samenwerking met andere Europese filmindustrieën. Maar waarom is deze samenwerking van dergelijk groot belang?
Maarliefst dertig procent van de stijging van het productievolume (alle budgetten waar de films van zijn gemaakt) is tot stand gekomen door internationale samenwerking, oftewel co-productie. Co-productie is een belangrijk middel, om in een tijd waar elke culturele sector vindingrijk moet zijn in het vinden van financiële middelen, een zo groot mogelijk marktaandeel te bereiken en een stevige internationale positie te behouden.
Doreen Bonekamp, directeur van het Nederlandse Filmfonds, stelt terecht dat het isoleren van een landelijke filmindustrie nagenoeg onmogelijk is, tenzij men echt graag klein wilt blijven. Iets wat mij erg onwaarschijnlijk lijkt in een dergelijke competitieve sector als de filmindustrie.
Maar wat valt er voor een filmmaker nou eigenlijk te halen in het buitenland? Ten eerste, GELD! Om producties te maken namelijk zijn investeerders nodig. Nederland heeft simpelweg te weinig geld omhanden om onze filmindustrie zelfstandig boven water te houden. Zoeken van internationale investeerders is dus het voornaamste belang.
Maar hoe kan onze eigen filmsector die internationale banden nou eens goed versterken? Dat kan door een eigen gezonde industrie op poten te zetten. Met talentvolle Nederlandse professionals, maar ook met goede voorzieningen en faciliteiten voor bijvoorbeeld opnames, moet Nederland aantrekkelijk worden als broedplek voor buitenlandse films. De Nederlandse filmindustrie zoekt dus niet alleen redding in buitenlandse investeerders. Maar zij wil ook buitenlandse filmindustrieën naar eigen land halen. Klinkt goed, toch?
Een ander opvallend gespreksonderwerp is het plan om een gezamenlijke digitalisering van de Nederlandse bioscopen te realiseren. Ein-de-lijk zeg! Natuurlijk zijn die enorme filmrollen en dat lichtelijk gekraak voor en na de film charmant. Maar zeg nou zelf, kwaliteit boven alles! Zelfs de PvdA en VVD, beiden vertegenwoordigd bij de beleidsdiscussie, spraken hun verbazing uit over de achterstand van Nederland op het gebied van digitalisering. Ze zegden toe de kwestie in de Tweede Kamer aan de orde te stellen.
Producentenorganisatie NVS en distributeursorganisatie NVF scharen zich ook achter het plan van de Nederlandse Vereniging van Bioscoopexploitanten (NVB), dat voordelen biedt voor alle spelers in de sector. “Met dit gezamenlijke plan kan een divers filmaanbod in bioscopen worden gegarandeerd en het maakt digitaliseren betaalbaar, ook voor kleine bioscopen en filmtheaters. Bioscoopexploitanten, filmdistributeurs en de rijksoverheid zullen moeten bijdragen aan de financiering van het plan, dat binnen enkele dagen verder wordt uitgewerkt in samenwerking met de Dutch Media Hub.” Aldus de NVS.
Dat grote bioscoopketens met uitvoering van dit plan, bereid zijn hun kleinere collega’s te steunen, is werkelijk uniek voor ons land. Het is immers vreselijk moeilijk voor ‘kleine’ bioscopen om het hoofd boven water te houden. Hierbij denk ik meteen aan mijn geliefde ‘Cinerama’ in Rotterdam. Een (naar verhouding) kleine bioscoop met mooie rood fluwelen stoelen en ouderwetse ‘ticket booth’ bij de ingang. Een pareltje van een bioscoop, dat al jaren aanhikt tegen een noodgedwongen sluiting vanwege de immense concurrentie van Pathé.
Er lijken mooie dingen te gebeuren in ons kleine filmlandje. Goede producties, nieuwe technologieën en een open en ambitieuze blik naar het buitenland. Dat noem ik nou veerkracht in een tijd van nood!